Het is ochtend. Dat is het elke ochtend opnieuw. Ik leun met mijn voorhoofd tegen het raam en het raam drukt mijn neus plat. Ik sta licht gebogen, zoals een jong meisje zich naar voren buigt wanneer ze op pasafstand van een jongen staat en het bovenlichaam naar voren buigt, armen op de rug, de lippen getuit en de jongen een vluchtige kus geeft. Het is een kus die weinig innigheid in zich draagt. Dat kan ook niet anders als je je zo wankel opstelt, als je al je kwetsbaarheid in de schaal legt voor een kus. Zo sta ik daar dus, ook naar voren gebogen en mijn voorhoofd kust het raam. Het raam is koud en de koude trekt boven mijn ogen in me. Mijn adem plakt cirkels die komen en gaan. Bij het uitademen druk ik een stempel van waas op het glas, een kleine cirkel ter hoogte van mijn mond en tijdens het inademen lost de cirkel op, als vanzelf. De cirkels komen en gaan op het ritme van mijn ademhaling.
Ik kijk over twee grote daken heen, mijn blik botst op een bomenrij links en een beboste heuvel rechts, met daartussen in twee slierten van lichten. Witte lichten links en rode lichten rechts die zich rakelings langs elkaar in tegenovergestelde richting traag voort bewegen. Het is acht uur en het schemert. De ochtendspits heeft zich al een tijdje geleden in beweging gezet. En boven dit alles, in de verte, rakelings boven de verste heuvel die de horizon aflijnt, lost het schemerblauw traag in de zon op. Dit vind ik het mooiste moment van de dag en dan is de dag nog niet echt begonnen. Het is soms frustrerend om met het hoogtepunt te beginnen en dit als eerste achter te moeten laten als je weet dat al de rest waar je nog door moet nog moet komen.
Ik vind het banaal hoe ik hier sta. De voorovergebogen pose. Ook al draagt het iets poëtisch in zich, comfortabel staan is het niet. En toch blijf ik minutenlang cirkels plakken met mijn ogen op de hemel gericht. Ik vraag me dikwijls af of dat mensen die hun handelingen zo mooi poëtisch kunnen beschrijven, die handelingen ook daadwerkelijk uitvoeren. Dat al die niet alledaagse menselijke handelingen die voor schoonheid staan en die we regelmatig in films of in verhalen uitvergroot te zien krijgen, in de dagelijkse banaliteit ook een bestaan kennen dat langer duurt dan een vluchtigheid. Ik moet toegeven dat ik erg kan genieten van de idee aan niet alledaagse menselijke handelingen die de vluchtigheid overschrijden en voor schoonheid staan. Van de idee. Maar doen? Ik las eens in een boek over een man die twee uur naar de sterren aan het kijken was. En dat deed hij bijna elke avond opnieuw, vanop zijn terras of vanachter zijn raam. Twee volle uren. Ik vind dat een mooi beeld. Een beeld dat rust in zich draagt. Maar dan vraag ik me af, wie kijkt er in godsnaam twee volle uren onafgebroken naar de sterren? Hoeveel mensen hebben er ooit al twee uren onafgebroken naar de sterren gekeken? En, dit is mijn grootste punt, wie heeft er de zelfdiscipline om twee uur aan een stuk naar de sterren te kijken? En dit dan nog elke avond.
Ik kijk veel naar de sterren. Ik ben me erg bewust dat de sterren er zijn of er net niet zijn als het bewolkt is. En als ze er zijn, kijk ik naar de sterren. Maar nooit twee uren aan een stuk. Behalve diep in de nacht, wanneer ik niets om handen heb en dan ergens zo afgelegen ben, zo ver weg van mijn dagelijks bestaan, zodat de sterren uit het zwart bijna letterlijk op me donderen. En dat is bijna nooit. Enkel dan waag ik me aan twee uren sterren kijken. Zou er echt een man bestaan die elke avond twee uren naar de sterren kijkt? Of geloven we graag dat er een man bestaat die elke avond twee uren naar de sterren kijkt omdat deze man onze eigen vluchtige blik op de sterren zoveel poëtischer maakt? Bestaat er een vrouw die op het strand staat en twee uren naar de zee kijkt en het ganse verleden dat ze in zich draagt over de golven laat meedrijven tot aan de horizon? We geloven graag in die man en in die vrouw.
De zon heeft de nacht overwonnen en het is nu klaar buiten. Het duurt alles bij mekaar nog geen vijftien minuten. Auto's doven een na een hun lichten terwijl ze ongestoord de sliert blijven voeden met almaar nieuwe schakels. Ik maak me los van het venster en wat achterblijft is een vlek waar daarnet mijn voorhoofd plakte.
Henri A.