() Nachtsporen

De dag trekt het gordijn
van de nacht open,
de ochtend strooit me
dauw in de ogen,
de maan kan gaan slapen
nu het licht traag gaat stromen
ze heeft haar werk gedaan
laat die dag nu maar komen.

Bij het opstaan trek ik opnieuw
de gedachten aan je aan
en opnieuw vraag ik mijn hart
waar je bent gebleven
want na de voorbije nacht
ben je weer verdwenen
en niemand die jou kan vinden
in al mijn lege kamers.

Ik leun met mijn voorhoofd
tegen de opkomende zon,
stamel bedompte woorden
die zich vastklampen aan het raam
ik trek mijn hoofd terug uit de wolken
om opnieuw te ontwaken
van onze nachtsporen.

#HenriA

() Het kleine aaien

Het kleine aaien
of de kopstootjes met onze smalle lippen
op elkaar.

Van je lange haren maak ik een snor
terwijl je hoofd in
mijn nek ademt,
je me toefluistert dat
je geen woorden meer vindt
om je houden
nog een naam te geven.

En steeds is er weer die laatste keer
dat korte afscheid van elkaar
samen met de ondergaande zon
en het knipperen van je ogen,
het schoonvegen van je netvliezen
zodat ons beeld in de nacht kan opgaan
tot ik je de volgende keer
weer in mijn armen sluit
voor een opnieuw klein aaien.

#HenriA

() Nooit meer grillen

We komen nooit meer tezamen
de wereld drong zich tussenbeide
we zien nog steeds dezelfde sterren
maar leven verder in verschillende tijden

Ik was al aan het sterven
van toen ik je leerde kennen
je hebt me duizend keer dood gedaan
met woordeloze woorden en gifbekers
ik ben duizend keer van je verrezen

Ik heb je nu eindelijk opgeborgen
ik ben je al vergeten
want een vrouw die oprecht kan beminnen
is net aan de dood ontkomen
en verder gaan met leven

#HenriA

() Ik heb veel te schrijven

Ik heb veel te schrijven, maar niets te zeggen.
Voor minder doe ik het niet.
Ik ben geen dichter, maar iemand die dicht,
ik ben geen geliefde, maar iemand die lief heeft,
ik ben geen ziener, maar iemand die ziet.

Liever doof dan blind, zodat ik niet verblind in staren
naar witte vlakken,
dan zullen mijn zeden, de geruchten, de gevechten,
mijn lusten dwarrelen, vallen.

Vandaag speel ik boom.
Een witte boom die zijn bladeren afschudt en wacht.
Wacht op de wind uit het oosten.
Om mijn takken naar
het westen te plooien.
Waaien uit, snoeven, woeien!
Want thuis is de beste
plek om te bloeien.

Hoge bomen legden me neer
om de wind te misleiden.
Gevechten zonder inhoud zijn minder zonder meer.
Waardig ga ik ten onder in het verzetten van wind,
in de gewortelde lente van ons beiden.

Proef!
In deze lente botten mijn blaren die gezeten zijn in twintig seizoenen verleden.
Ring na ring.
Jaar na jaar.
Of beter voor elke maand dat je er nu bent en wij niet waren.
Ik slecht de grenzen tussen jou en mij,
want in het huis van dit gedicht zijn er vele kamers.

#HenriA

() Ik geef alle planeten een nieuwe naam

De open hemel is nu het huis
waar je met me woont
bezaaid met gele kruimels
uit oneindige sterrenkamers

want sinds kort heb ik
buitenaards leven ontdekt
in de opgehoopte Melkweg
van mijn beneveld hoofd.

Alle stralen van de maan
zal ik voor je vangen
al duurt het
honderdduizend lichtjaren,

duizel ik door mijn val
van de zwaartekracht
tot een komeet die
in de kosmos ontbrandt.

Mijn mooiste verzen
zal ik voor je schrijven,
ik geef alle planeten
een nieuwe naam

[de naam van je lippen,
de naam van je ogen,
de naam van je blik,
de naam van je huid,
de naam van je geur,
de naam van je wangen,
de naam van je schouders,
de naam van je taille,
de aarde blijft de aarde]

zodat jouw hemellichaam
eeuwig zal gaan schitteren
diep
in mijn zwarte heelal.

#HenriA

() Aangebrand / Kantelpunt