Aantal woorden: 543 – Leestijd: 2 minuten
De Belgische medemens houdt er graag een hond op na. 1.500.000 om precies te zijn. (Om van de 2.200.000 katten nog maar te zwijgen). Mensen met honden zijn dan ook een ras apart. In het leven nobele onbekenden voor mekaar. Maar o wee als ze mekaar treffen met hun viervoeter aan de lijn. (Wat wel al eens durft voor te vallen met 1,5 miljoen stuks). Dan begint het snuffelen. Eerst de honden. En dan de baasjes. Mensen die anders nooit een woord zouden uitwisselen, woefwaffen plots wat af tegen elkaar. Hoe oud is hij? En is het een hij of een zij? Amai, dat ziet me er een brave uit. Echt, een rashond? En dan – met een beetje geluk – kan het gesprek kantelen naar koetjes en kalfjes. De Tinderhond als glijmiddel. Eigen hond, schone hond!
Een hond is een dier. Daar mag je geen menselijke eigenschappen aan toedichten. Potsierlijk vind ik het. Al die hondjes met jasjes, laarsjes, strikjes en krulletjes. Maar vooraleer je me een bot naar het hoofd slingert, laat me duidelijk zijn. Ik heb het voor honden! Maar niet als ze niet aangelijnd zijn. Want dan krijg je gans andere gesprekken met hun eigenaars. Je kent het wel. Je wandelt in een bos met je geliefde, rustig keuvelend en kuierend en plots komt er een gedrocht - soms al eens vol kwijl - op je afgestormd. Het ademen stokt, het hart slaat een tik over en je nekharen schieten de lucht in. Opeens sta je volledig in het nu, de wereld verdwijnt. Er is enkel nog: hond! En voor je het goed en wel beseft mikt het beest zijn kop in je kruis, botst het tegen je schenen aan of erger nog: je ziet het huisdier een aanloop nemen om tegen je benen omhoog te gaan rijden. En als dan ook de scherpe tandjes nog eens worden ontbloot, valt het leven in het grote rustige bos helemaal stil, staart tussen de benen. In het beste geval zie je een fractie later in de verte iemand hoogrood komen aandraven die buiten adem de woorden stamelt: “Hij doet niks hoor! Niet bang zijn!”. Maar dat klopt niet! Het kwaad is al geschied. Want de angst zit er ondertussen al goed in.
Hondsdol kan ik er van worden. De neiging om de eigenaar dan iets toe te blaffen borrelt in me op, maar ik hou mijn gegrom voor me. Wat ik dan wil roepen is: “Leugenaar! Je hond doet wel iets! Hij jaagt mensen de stuipen op het lijf! En als je hem niet in de hand hebt, neem hem dan bij de hand!”. Maar in plaats daarvan doe ik… niets. Behalve dan het beest even aaien en me er dan snel vanaf maken door fors verder te stappen. Achter mijn rug hoor ik de rode ballon dan vaak gegeneerd nog iets stamelen in de zin van (net luid genoeg zodat ik het nog kan horen): “Alé zeg Max*, normaal gezien doe jij dat toch niet.” Een verontschuldigend gebaar naar hond en medemens. Ja, de honden en hun bazen. Gelukkig bijten ze zelden, maar zoals reeds gezegd: ze woefwaffen wat af! Ook met een mond vol tanden.
(*) De honden opgevoerd in deze column werden met respect behandeld bij de totstandkoming van dit verhaal.
#HenriA