() Geef me nog wat wijn

O grote reuzin, zo boos op mij, jij, die je blad niet beschrijven zal met verzen regels verhalen en woorden van toekomst en verleden een opgave als je niet kan lezen het proeven van het rijm de puurheid voor je uit schuift om bevrijd te zijn van de eigen tranen die nu bitter smaken is makkelijker dan in de spiegel van het wateroppervlak te kijken tegen je lange haren in te strijken en te luisteren naar wat het hart echt vermaakt hij die slaat zalft kraakt en ontneemt als was je een pop aan een touwtje met een leven.

Heb mij lief dat is wat ik haat zelfs wakend en slapend en ook slapend zonder dromen wil ik niet de contouren zijn ook al ben ik het die schrijft ik heb geschreven voor even een paar zomers van warme maanden waarna de zon zich vulde met tranen en schoof achter de maan zwarte zon zwarte zon was zij sinds de nazomerse dagen niet door jou maar voor mij als een schaduw honger naar lichaam en verziekte geest dwalend door gedoofde sterren hunkerend naar het aanschijn van wit tegen de wanden van de vermoeide geest en verblind door de aardse ogen.

Pennentrek in dotten om ziekten te bestrijden die niet ziek maken maar doen lijden over de dingen die geen dingen zijn wat weten wij over de dingen dat ze een ding zijn omdat ze enkel bestaan door het zijn van een ding en een ding kan verdwijnen gewoon omdat het een ding is en er niet meer is. Zien wat kan zien en ook wat niet is vooral datgene dat de allegorie ons heeft gebracht klaterend bladgoud dat verwelkt van nauwkeurig geboetseerde beelden die smeken om te adoreren al was het een Griekse tragedie van een eenoog die stap na stap trede na trede de pennentrek overleeft in beelden en daden na maanden van oorlog nee jaren een geleefd mensenleven tot in het einde der dagen.

Vlak is het water spierblauw strak in zijn baan tussen twee opgekante oevers opgehoogd om niet over te vallen als je in het water staat jaagpaden die de andere kant de buitenkant de omwereld verraden maar blijf ja blijf in het vlakke water dat als een spiegel mijn naam draagt en de aanschijn van mijn silhouet deze keer met een vaste pennentrek omtrekt om kabbelend mijn willen te omarmen fluisteren wie alles wil heeft niets wie niets heeft zal altijd iets hebben ja het is alom geweten in preken in lange brieven in vele beladen woorden die smaken naar een droefheid die zwakte heet verdriet om niet de geliefde te zijn van dit eigenste leven het is over de kam gaan en niet omkijken de kleuren achter laten de geuren bewaren vrij de geest die blijft waren en altijd zal zijn geef me nog wat wijn want het leven is niets. En alles tegelijkertijd.

#HenriA

() Aangebrand / Kantelpunt