() Zonder titel


Nu al dagen, weken zit ik in het park
steeds op datzelfde bankje
voer ik de eenden
breek ik brood als gedachten
 

Boven mij drijf ik
als een eenzame wolk
over de besneeuwde velden
steeds tot aan het huis waar je woont.

De zon speelt een sluw spelletje
met mijn huid
brandt de lente in
een hoofd vol verlangen.

De prozac doet me staren
star staren voor me uit
naar onbeschreven dagen
die erg traag aanzetten.

Een moeder vraagt of
ik zelfmoord wil plegen 
de grond die moeder is
is onvruchtbaar gebleken.

En ook geen vader
die een spijker slaat
tussen het bot van mijn ribben
kan me open breken.

Ik leg de helft van
wie ik ben in jouw handen
de andere helft in
het dodenhuis om te sterven.

Henri A.

 

() Blijven