() Fietsverdriet (Column)


Ik werd plots zeer stil toen ik je me tegemoet zag fietsen, daarstraks. Mijn wijsvinger ging spontaan in de hoogte en wees onwetend naar de schuchtere twijfel in je ogen. En dat was het dan, als een druppel die voorbij gleed, tussen mijn twee handen door, geklemd rond het stuur. Ik verborg mijn gedachten in de luwte van de auto en slalomde tussen fietsende schoolkinderen plots verder naar nergens. 

Hoe lang is het nu geleden dat we elkaar in de afgrond hebben gekust? Dat je me wiste en we dachten dat daarmee het leven verder zijn gang zou gaan? Het lijkt wel een eeuwigheid plus drie dagen. Al die tijd zat in die ene druppel samen, daarstraks. 

We hebben ooit veel gezegd tegen elkaar. Maar nooit in de blessuretijd. Dan werden wonden gelikt, schrammen geheeld tegen het zweren en woorden ingeslikt. Dan waren we tegenstrevers die mekaar nog meer wantrouwden, en speelden we in onze eigen reeks. Ieder zijn champions league. Topsport van transfers en achterbakse tackles. Zonder overwinnaar. De beker tot op de bodem leeg.

Je koos voor een andere ploeg. Ik vat post op de bank, naast de zijlijn. Daar waar ik vroeger graag naar je keek en wachtte tot ik terug mocht invallen. Het rugnummer steeds terug opgepoetst. Maar ach, eigenlijk, voetbal heeft me nooit iets gezegd. Ik heb het spelletje afgezworen, opgestaan en de bank opgeplooid. Daarstraks, op de fiets, vond ik je veel eleganter. Als een prinses. Je haren in de wind, de benen ingevet. De koningin van de weg. Almaar verder weg. Al waren alle jaren daarnet. 

#Henri A.

() Blijven